Tijdens de campagne voor de Provinciale Statenverkiezingen lijkt sociaal beleid geen belangrijk verkiezingspunt te zijn. GrienLinks fractievoorzitter Retze van der Honing vindt van wel. Onderstaand artikel van Van der Honing stond in de Leeuwarder Courant van zaterdag 14 maart.
Volgens het CBS en SCP leven in Nederland 1,2 miljoen armen, waaronder 384.000 kinderen. Er wordt op de zorg bezuinigd, steeds meer mensen worden werkeloos en de kloof tussen arm en rijk wordt steeds groter. Nederland is bovendien een land dat steeds meer discrimineert (zegt het Europese Hof), minderheden en homo’s/lesbiennes voelen zich minder veilig. Ondertussen wordt er een beroep gedaan op wat mensen zelf en voor elkaar kunnen doen: de participatiemaatschappij. Daar weten we alles van in Fryslân. Hier praten we over de ‘mienskip’.
Juist nu, nu de gevolgen van de crisis behoorlijk voelbaar zijn in de samenleving, draagt het Rijk veel sociale taken over aan de gemeenten. De gemeenten moeten het doen met veel minder geld dan het Rijk er aan uitgaf.
Sinds begin dit jaar zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de jeugdzorg, de zorg (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) en de nieuwe wet voor werk en bijstand: de Participatiewet. Alles moet anders en goedkoper. De gemeenten worden overladen met extra werk. Het is dus nog maar af te wachten hoe deze ‘transities’ in de praktijk uit gaan pakken.
De meerderheid van de partijen in de Staten (waaronder PvdA, CDA, VVD, FNP en ChristenUnie) hebben het sociale beleid en de zorg als zelfstandig beleidsveld afgeschaft. De subsidies voor organisaties als het COC, Zorgbelang, FSU, Tûmba, Humanitas, Solidair, PKN, SFO (ouderenbonden) en Hoor worden voor een belangrijk deel afgeschaft. Deze organisaties zijn provinciaal actief in de ondersteuning en belangenbehartiging van armen, homo’s/lesbiennes, ouderen, doven en slechthorenden, minderheden, lichamelijk gehandicapten en patiënten. Het werk van deze organisaties is voortaan een verantwoordelijkheid van de gemeenten, zo vindt men. De provincie moet zich er verre van houden, ook al betekent het beëindigen van de subsidie voor de meeste organisaties de regelrechte doodsteek.
Er werken vele honderden (!) vrijwilligers bij deze maatschappelijke organisaties. Zij zijn onmisbaar bij het in stand houden van de mienskip en bij de door het kabinet van VVD en PvdA verlangde participatiemaatschappij. Dat deze vrijwilligers heel hard nodig zijn wordt ondertussen door bijna iedereen erkend. Het afbouwen van de subsidies staat daarom in schril contrast met de mooie woorden van verschillende politieke partijen over de waarde van vrijwilligers: ‘Het cement van de samenleving’ en dat de ‘Vrijwilligers van groot belang zijn voor de mienskip’.
Daarom zou de provinciale politiek het sociale beleid en de zorg weer tot haar taak moeten rekenen. De mienskip verdient het om door de provincie ondersteund te worden. Het is nodig dat we in Friesland voor iedereen bereikbare zorg in stand houden. Het ondersteunen van zorginnovaties is daarom hard nodig. Maar ook het in standhouden van het werk van de maatschappelijke organisaties. Daarmee ondersteunt de provincie dan én alle mensen die niet meer weten waar ze het moeten zoeken in deze chaotische tijd én alle vrijwilligers die zich inzetten voor de mienskip.
Het is nu eerst aan de kiezer om uit te maken of het sociaal beleid in Fryslân na 18 maart (Statenverkiezingen) opnieuw een kans krijgt.